Books on Demand
Inhoud
Gewichtloos glinsterwater
de havenlichten wiegen
vissersboten liggen
in blauw verankerd
Een man, roerloze reiger
zit in brons gegoten
in z’n hand een schepnet
waaruit geolied daglicht lekt
hij beweegt, haalt uit
een plons, maar niets
dan zijn silhouet met net
en het fronsen van de rivier
Zo leeg is het nu geworden
dat iemand sterren strooit
en het intiem rumoer me wenkt
dat uit verre bars bij vlagen aanwaait
Gewichtloses Flimmerwasser
die Hafenlichter wiegen sich
Fischerboote liegen
in Blau verankert
Ein Mann, ruderloser Reiher
sitzt in Bronze gegossen
in seiner Hand ein Käscher
woraus gut geöltes Tageslicht tropft
Er regt sich, schlägt zu
ein Klatsch, aber nichts
als sein Schattenriß mit Netz
und das Kräuseln, vom Fluß
So leer ist es jetzt geworden
daß jemand Sterne streut
und das intime Tosen mir winkt
aus fernen Bars bei wehenden Fahnen
Over het land verspreidt zich
een zweem van herfst: dun
waas boven de sloten, de stille
voltooiing van zoete vruchten
en een naderend gevoel van
verlorenheid dat al sluimert
in de mooiste liefdesnachten
Über dem Land verbreitet sich
ein Schimmern von Herbst: dünn
über den Schlössern, die stille
Ausreifung der süßen Früchte
und ein sich näherndes Gefühl von
Verlorenheit das schon schlummert
in den schönsten Liebesnächten
Na het uitgedunde licht
de geweren, het verdriet
eindelijk de lentemerel
De lange winter heeft men zich
gekeerd tegen dood en verval
in kleine vertrekken afgezonderd
hout en broden aangedragen
zich verhit en getest aan elkaar
tijd werd als een lastdier voortgejaagd
door de arena van een karig leven
toekomst bezworen met kalenders
van verlatenheid heelde hartzeer
groeide op dunne wanden eelt
slibden we koel en weerbarstig dicht
Kom, lente, als een eerste morgen
omnevel heuvels, rivieren, dorpen
dat we langzaam weerloos worden
als bunkers belaagd door vrede