Job Degenaar

Ich bin
I am

Books on Demand

Inhalt

Inhoud

1

Wat avond met een haven doet

Gewichtloos glinsterwater

de havenlichten wiegen

vissersboten liggen

in blauw verankerd

Een man, roerloze reiger

zit in brons gegoten

in z’n hand een schepnet

waaruit geolied daglicht lekt

hij beweegt, haalt uit

een plons, maar niets

dan zijn silhouet met net

en het fronsen van de rivier

Zo leeg is het nu geworden

dat iemand sterren strooit

en het intiem rumoer me wenkt

dat uit verre bars bij vlagen aanwaait

Was Abend mit einem Hafen tut

Gewichtloses Flimmerwasser

die Hafenlichter wiegen sich

Fischerboote liegen

in Blau verankert

Ein Mann, ruderloser Reiher

sitzt in Bronze gegossen

in seiner Hand ein Käscher

woraus gut geöltes Tageslicht tropft

Er regt sich, schlägt zu

ein Klatsch, aber nichts

als sein Schattenriß mit Netz

und das Kräuseln, vom Fluß

So leer ist es jetzt geworden

daß jemand Sterne streut

und das intime Tosen mir winkt

aus fernen Bars bei wehenden Fahnen

Augustus, halverwege

Over het land verspreidt zich

een zweem van herfst: dun

waas boven de sloten, de stille

voltooiing van zoete vruchten

en een naderend gevoel van

verlorenheid dat al sluimert

in de mooiste liefdesnachten

August, auf halbem Weg

Über dem Land verbreitet sich

ein Schimmern von Herbst: dünn

über den Schlössern, die stille

Ausreifung der süßen Früchte

und ein sich näherndes Gefühl von

Verlorenheit das schon schlummert

in den schönsten Liebesnächten

Lentemerel in Sarajevo

Na het uitgedunde licht

de geweren, het verdriet

eindelijk de lentemerel

De lange winter heeft men zich

gekeerd tegen dood en verval

in kleine vertrekken afgezonderd

hout en broden aangedragen

zich verhit en getest aan elkaar

tijd werd als een lastdier voortgejaagd

door de arena van een karig leven

toekomst bezworen met kalenders

van verlatenheid heelde hartzeer

groeide op dunne wanden eelt

slibden we koel en weerbarstig dicht

Kom, lente, als een eerste morgen

omnevel heuvels, rivieren, dorpen

dat we langzaam weerloos worden

als bunkers belaagd door vrede